Onlangs was ik getuige van een hoogst uitzonderlijk moment. Aan het einde van een heuse veldslag die eufemistisch clubavond wordt genoemd, bleven we met vier mannen over. Twee van ons waren nog verwikkeld in een partijtje schaak, terwijl de voorzitter en ik de overige borden en stukken opruimden. Ondertussen gaven we toe aan iets wat bijna alle schakers heimelijk net zo graag doen als schaken zelf. Misschien zelfs liever. Namelijk over de schouders van andere spelers mee kijken naar het verloop van hun partij.

Meer dan eens heb ik me afgevraagd waarom schakers die voyeuristische neiging maar moeilijk kunnen onderdrukken. Waarschijnlijk heeft het vooral te maken met het wat neurotische karakter van veel schakers, dat stevig wordt aangewakkerd door de aard van het spel. Want ga maar na. Twee spelers nemen plaats achter een bord met stukken, in een vastberaden poging de ander te slim af te zijn. Wetend dat de opponent precies hetzelfde van plan is. Dit beschaafde gevecht op leven en dood kan, als het tegen zit, uren duren. En eindigt doorgaans met opgave van degene die het eerst uitgeput raakt. Niet langer bestand tegen het zenuwslopende verloop van de partij. Of omdat het begint te dagen dat hij al een uur geleden een doodlopende weg is ingeslagen. Met een tactiek die toen nog zo briljant leek...

Zenuwgestel

Voor de meer masochistisch ingestelde schaker is het natuurlijk altijd mogelijk om zwetend het onafwendbare vonnis mat af te wachten. Alvorens op te staan, de neus te snuiten, en het pand stilletjes te verlaten. Hoe dan ook, schaken is een tak van sport die een zware aanslag kan betekenen op het zenuwgestel. Zo zijn er schakers, die na een gespeelde partij een hele nacht woelend wakker liggen. Of erger, de volgende dag afspraken moeten afzeggen. Niet alleen omdat ze verloren hebben, maar gewoon omdat de hersenactiviteit zo hoog is geweest, dat het vele uren vraagt alvorens hun innerlijke balans hersteld is.

Het grote verschil met andere, meer fysieke sporten is dat de schaker zijn spanning ideaal gesproken volledig de baas blijft en dus opkropt. Zodat de tegenspeler zo weinig mogelijk informatie verkrijgt over zijn mentale en emotionele gesteldheid. Zo geldt het in de psychologie van het schaken als een beslissende kwaliteit om zelfs na het begaan van een blunder (voor leken: een fatale zet…), niet eens met de ogen te knipperen. Maar onverstoorbaar voor te wenden, dat juist deze zet een diepere bedoeling had...

Ontladen


Een tennisser kan als hij niet in vorm is, zijn frustratie nog koelen op bal, racket, publiek of  scheidsrechter. Desnoods op alle vier tegelijk. En ook in andere sporten zijn er volop kansen om de spanning te ontladen, in positieve of negatieve zin. Hoe anders is dat bij een denksport als schaken. Daarom is het niet verwonderlijk dat toen er in de vorige eeuw nog gerookt mocht worden, een fameuze speler als Jan Hein Donner met gemak 2 pakjes sigaretten wegpafte tijdens een partij. Alleen al daarom is het een wonder dat er ooit een tegenstander is geweest die van hem heeft weten te winnen, zonder gebruik van een gasmasker. Legendarisch zijn partijen waarin Donner speelde tegen een andere, neurotische kettingroker. Vaak werden dat marathonpartijen, omdat beide spelers slechts af en toe de stukken konden onderscheiden op hun bord.

Schaken stelt hoge eisen aan de mentale en emotionele huishouding. Alleen al daarom kan het zo plezierig zijn ontspannen te kijken naar een partijtje van twee soortgenoten, zonder zelf achter het bord te zitten. Daarbij komt nog dat de meest geniale inzichten opmerkelijk genoeg ontstaan vanaf de zijlijn. Ineens iets menen te zien wat de tobbende spelers achter het bord finaal over het hoofd zagen, geeft een welkome boost aan het eigen, broze schaakego. Helemaal na een “bijna gewonnen” partij, die uiteindelijk toch nog verloren ging.

Lieveheersbeestje

Terwijl ik hierover nadacht, keken wij toe hoe de laatste partij van deze avond zich tergend langzaam naar een uitkomst sleepte. Bij beide spelers was de fut er aardig uit, zoveel was duidelijk. Eenmaal beland in het eindspel, kan zelfs de kleinste vergissing fataal zijn. En dus werd er extra behoedzaam geschoven met de stukken. Terwijl ik op mijn hurken was gaan zitten om op ooghoogte vooral niets te missen van de laatste zetten, landde er uit het niets een Lieveheersbeestje op de rand van het schaakbord. Waar de onverwachte tussenkomst van elke andere denkbare gast had kunnen rekenen op reflexen van ergernis en afweer, was het juist de liefdevolle interventie van dit vliegende kevertje, dat ons met stille verwondering en diep respect vervulde.

Ademloos...

Terwijl wij totaal verrast en verbaasd toe keken, scharrelde het liefste beestje naar de dichtstbijzijnde zwarte pion op het bord. Om na een korte klim rustig plaats te nemen op de bolle bovenkant. Nadat het vandaar de wondere wereld van het schaakschouwspel had bekeken, klom het weer naar beneden. Om in één rechte lijn richting het strengste stuk van het spel te kruipen, de zwarte Koning. Ademloos keken wij toe hoe ze even een pauze nam, alvorens ze begon aan een acrobatische klim naar boven. Even later nam ze met haar prachtige kleuren plaats bovenop het zwarte kroontje van de Koning. Iets wat niemand ooit zou durven. Maar tegen zoveel zachtaardige vrijmoedigheid, had deze koning geen enkel verweer...

Toen ze na enige tijd voldaan was over het uitzicht op de velden en stukken op het bord, spreidde ze haar vleugels en vloog ze weg in het niets vanwaar ze gekomen was. Maar kennelijk had haar komst iets veranderd in de harten van de twee moegestreden schakers. Kort daarna tekenden zij hun vrede. En besloten tot remise.

Herbert van Weerdenburg